GZIDL is de afkorting van Groninger Ziel in Drents Landschap. Want dat ben ik, denk ik. Mijn vader was afkomstig uit Onstwedde, mijn moeder uit Nieuw-Buinen en beide spraken van huis uit het Gronings dialect. En nog steeds luister ik graag naar ras-Groningers die dialect spreken, met name omdat er veel (onderkoelde) humor in het Gronings aanwezig is, vaak in korte krachtige bewoordingen tot uiting komend.
Maar ik ben geboren, opgegroeid en woon sinds een aantal jaren weer in de kop van Drenthe. En daar voel ik me thuis, met name de landschappelijke schoonheid van het gebied verveelt me nooit.
Ben kortom misschien wel beide, voel me eigenlijk het meest "noordeling" : een soort combi van Groninger en Drent.
"Hartslag van Drenthe", zo luidt de titel van het album met liedjes over Drenthe dat ik gemaakt heb.
Met de nadruk op ALBUM , geen verzameling liedjes die toevallig allemaal over Drenthe gaan. De 11 liedjes die erop staan laten zich dan ook het best beluisteren in relatie tot elkaar, zodat je een soort “totaal plaatje van Drenthe” krijgt. Met elementen uit de vroege en late geschiedenis van Drenthe, over de schoonheid van deze provincie en over de relatieve rust die er nog heerst. De “ik-figuur” die in sommige liedjes aan het woord is, ben ik deels zelf, maar ik denk dat velen in Drenthe zich hierin zullen herkennen. Verknocht aan Drenthe. En dat is logisch en volkomen terecht .
“Hier geurt het voorjaar nog naar lente
en kleurt ie alles groen,
geeft het najaar het bos zijn herfstaccenten,
zoals ze nergens anders doen.”
1. Eén van hen
Ja, ik ben één van hen een : een Drent uit de Veenkoloniën. Karakterologisch gezien dan.
Wat niet vreemd is met een moeder uit Nieuw Buinen, de mentaliteit aardt na.
Maar ik ben ook anders. Ik had bovendien het geluk goed mee te kunnen op school en na mijn studie vertrok ik , als zo velen, om elders een bestaan op te bouwen. En assimileerde aldaar. Maar het gevoel verwant te zijn blijft , en zal nooit verdwijnen.
Zo zit ik bijvoorbeeld af en toe bij Fc Emmen op de tribune. Geweldige sfeer, roept ook herinneringen op aan de Langeleegte , waar ik in mijn jeugdjaren vaak kwam en ook zo’n veenkoloniale sfeer hing.
Ergens in dit lied zing ik “een Drents huis is een Drents thuis.” En zo is het voor mij.
Mijn oog was gevallen op een nieuwsberichtje over het aantal bezoekers aan het Nationaal Park Drentse Aa. Dat werd geschat op anderhalf a twee miljoen per jaar! Waar komen al die mensen nou eigenlijk voor, vroeg ik me af. Het antwoord laat zich raden: veel van vroeger is hier nog in tact, de dorpen met brink en es en de ongewijzigde ligging van de meanderende Drentse Aa, waar de mens gelukkig nooit heeft ingegrepen.
In de coupletten maak ik een rondwandeling in de Gasterse Duinen, onderwijl mijmerend over de mens die maar niet wil deugen, maar dat heeft gelukkig het plezier van wonen en leven in Drenthe niet kunnen ondermijnen. “Net zo als de Drentsche Aa al eeuwen stroomt, en dat zal blijven doen”.
Kort voordat mijn moeder overleed vertelde ze mij dat zij als kind in het najaar vrij kreeg van school om mee te helpen met de aardappeloogst. Met het hele gezin werd een week of 3 door het veld gekropen om aardappelen te rapen. Ik was stomverbaasd, had dit nog nooit gehoord. Dit klonk als iets uit de 19e eeuw in plaats van de jaren 30-40 uit de 20e eeuw.
Het riep bij mij dan ook associaties op van de Drentse wereld die Vincent van Gogh zo treffend heeft geschilderd in zijn tijd, met name het schilderij “twee vrouwen in het veen”. De grauwe sfeer in dat schilderij tekent de tijden van somberheid en de geleden armoede in Drenthe in die tijd.
En dat is iets dat op dit thematisch album over Drenthe niet onbesproken kan blijven.
Van mijn 18e tot 44e jaar woonde ik niet in Drenthe, maar ik kwam er nog wel regelmatig. En elke keer weer viel het mij op dat het levenstempo in Drenthe aangenaam lager ligt dan elders. Drenthe heeft een eigen hartslag , met een hart dat rustiger klopt dan dat van met name de randstedelijke provincies.
De stuwende bas en heerlijke blazers-sectie komen voor rekening van Jan Meiborg.
Een lied over de moeizame relatie tussen de randstad en Drenthe . Directe aanleiding om dit lied te schrijven was het feit dat de koloniën van weldadigheid in Veenhuizen op de Unesco werelderfgoed lijst werden geplaatst. Ik had daar ambivalente gevoelens over. Was dit wel iets om trots op te zijn en dient het dus die beschermde status te krijgen? Of was “Veenhuizen” juist een van de treurigste dingen uit de geschiedenis van Drenthe en kunnen we het maar beter vergeten?
Hoe dan ook, feit blijft dat de randstedelingen vroeger (en nog steeds?) neerkeken op Drenthe en in zekere zin koloniaal uitbuitten, terwijl ze tegenwoordig massaal naar Drenthe komen om te recreëren of zelfs te migreren. Ironisch genoeg genieten ze dan (gedeeltelijk ) van de landschappen die ontgonnen zijn door de paupers waar ze in hun eigen randstad geen bestaan voor meenden te hebben, en waar ze maar wat graag vanaf wilden.
Dagelijks trekken wandelaars voor mijn huis langs om de Drentse natuur in te gaan. Meestal stellen die , met een grote of kleine rugzak om, voor een of meerdere dagen de louterende werking van wandel- en zwerftochten door het Drentse landschap willen ervaren en zo bovendien een impuls geven aan hun onderlinge relatie.
Met deze gedachte schreef ik dit lied.In de coupletten met alle lyriek die ik in me had over de schoonheid van de mooiste provincie van Nederland, in het refrein de eenvoudige onvoorwaardelijke liefdesverklaring van het geloven in elkaar.
Ik kom graag in het Strubben-Kniphorstbosch. Lopend door dit enige archeologisch reservaat van Nederland, vol prehistorische elementen als grafheuvels, urnenvelden en hunebedden , voel je de ouderdom van dit cultuur landschap. Ook van latere tijden zijn de menselijke sporen zichtbaar, van middeleeuwse karrensporen tot de galgenberg , tot aan de recentere overblijfselen van het militaire oefenterrein wat er in de 20e eeuw was. En natuurlijk de strubben, de karakteristieke eikenbosjes met talloze stammen.
In het lied vertel en zing ik over dit land, of eigenlijk over het hele hondsrug gebied dat in zijn totaliteit een soortgelijke geschiedenis heeft doorlopen.
“Je klinkt als een dominee of geschiedenis leraar” is de feedback die ik kreeg toen ik dit lied aan anderen liet horen. En ongelijk kan ik ze niet geven. Ben niet voor niks geboren naast kerk en school.
Regelmatig ging ik op vrijdag vanuit de randstad naar Drenthe om daar het weekend door te brengen. Op vrijdag klaarde mijn humeur naar mate de reis vorderde altijd op, in tegenstelling tot zondag als ik terug reed naar mijn eigen huis. En dat was niet alleen omdat het weekend voorbij was. Deze constatering heeft zeker bijgedragen aan mijn besluit om in 2012 definitief terug te keren naar Drenthe.
Een echte meezinger. Gelijk beginnend met het refrein, luchtig van opzet en eenvoudig van tekst, de coupletten beschrijven een vergeefse zoektocht naar groener gras dan het Drentse.
9. Westerbork
Omdat mijn kinderen op een dag uit school thuis kwamen en uitvoerig vertelden over de tweede Wereldoorlog en de holocaust, nam ik ze een middag mee naar Westerbork. Ik besloot er een lied over te schrijven met als uitgangspunt: “Westerbork vanuit het perspectief van een millenial.” Wat, ziet, hoort , voelt en denkt iemand , geboren in deze eeuw ,een middag daar rondlopend, over het kamp.
Voor die generatie is Westerbork echt geschiedenis, zij komen immers niet meer in contact met mensen die uit eerste hand over die tijd kunnen vertellen.
Door het voortschrijden van de tijd verandert “Westerbork” derhalve langzaam maar zeker van een “open wond” in een “blijvend litteken”. Zoals Hiroshima voor altijd geassocieerd zal blijven met de atoombom en Auschwitz met de gaskamers.
Zuidlaren was in mijn jeugdjaren een sterk verzuild dorp wat tot de nodige animositeit leidde tussen de inwoners. Men leefde langs elkaar in plaats van met elkaar. Gelukkig is dat anno 2023 een stuk verbeterd.
11. Ochtend in mei
De tekst loopt in vier coupletten van het hier en nu op een mooie ochtend, via mijn jeugd en Drentse voorvaderen door naar de tijdloosheid van de eeuwigdurende cyclus van het water, dat na opstijgen uit de zee, daar uiteindelijk via de Drentse A ook weer naar terugkeert.
En wat heb ik dan een mazzel in dat gebied te wonen. “Voel me rijker dan ik ooit ben geweest, van dit Drentse land, hou ik het allermeest”. En dat meen ik. Dat meen ik echt. Nou en of!
Met dank aan:
Jan Meiborg
Jan produceerde en mixte alle liedjes op dit album, transformeerde mijn home-made demo's tot volwaardige songs. Veel van de ritme secties uit de demo's zijn door Jan verbeterd of zelfs in zijn geheel herschreven. Hetzelfde geldt voor de arrangementen.
Zonder Jan was er geen album tot stand gekomen.
Sandra van den Steen.
Sandra heeft als zangcoach mij geadviseerd en positief bekritiseerd bij de meeste zangpartijen op het album.
Karin Broekhuijsen.
(klik hier voor haar website)
Karin leverde de 8 prachtige en passende foto's voor dit album, de overige (van Gogh, Veenhuizen, Westerbork en Zuidlaren ) komen van WIKIPEDIA.
Nienke
voor al haar support en enthousiasme.